Gisteren vertelde ik er al over in deel 1: de schoenendoos in Amsterdam waar we jaren met zoveel plezier woonden. Waar we twee kinderen maakten, kregen, en waar we uit het raam naar buiten keken en doen wat zoveel Amsterdammers doen: zeggen dat je nooit, nooit, nooit ergens anders zult wonen. Maar dan.
Het plan
Oke, situatie: Dochter 2 was zo’n anderhalf jaar oud en sliep nog steeds in de gangkast. Dochter 1, een jaartje ouder, sliep in de enige echte slaapkamer. Nog een grote ook, de bofferd. Daar zou ze een mooi feestje kunnen geven, zij het dat haar idee van een wilde avond was om Play doh klei in haar haren te smeren, maar daar is niemand van onder de indruk hier in huis.
Nu hadden we eigenlijk het idee opgevat om de zussen na een half jaartje bij elkaar in dezelfde kamer te schuiven. Ja hoor, wij hielden het nog wel even vol hier. Maar helaas.
Er even lekker uit
Dochter 2 bleek het type kindje te zijn waar mensen wel eens eufemistisch naar refereren als ‘een karaktertje’. Vanuit haar slaaphol de gangkast zette ze regelmatig de boel op stelten als een ware pro. Ze vond het een sport om haar kast open te duwen en haar speen de gang in de slingeren om vervolgens zo lang als nodig ‘PEEEEEEEEN!’ te gillen tot een mama eraan kwam rennen, sussend dat ze haar zo zus wakker zou maken. Tien uur ’s avonds, drie uur ’s nachts, vijf uur ’s ochtends, ze had niet per se een voorkeur. En ook geen duidelijk plan. Dan behalve het grammetje hoop kapot te maken dat je als moeders opbouwt na twee goede nachten door weer vier keer op een nacht te gaan blèren. En lekker op schoot op de bank te eindigen voor een midnight-sessie mama-knuffelen.
Dikke wallen
Bijkomend probleem. Die kleine kon gillen op een volume waarvan ze bij Thunderdome nog hadden gezegd ‘kan dat effe minder?’ Zie daar de reden dat we haar niet konden laten doorjengelen (een methode die bij haar zus fantastisch werkte). We hebben dat twee nachten gedaan en het resultaat was dat wij geen oog dicht deden en dat Dochter 1 ook niet meer sliep. We troffen haar nog net niet aan met een straffe bak koffie en een peuk in de ochtend, het arme kind.
‘Ze heeft wallen!’ zei ik tegen mijn vriendin.
We wisten niet dat een peuter wallen kon hebben.
Het plan werd afgeschoten en het was weer rennen bij iedere kik.
Who’s your daddy?
Dus je begrijpt: onze jongste had ons in de tang. We konden haar niet laten blèren of ferm toespreken. Tenzij…
‘Schat…?’ zei ik op een dag. ‘Wat nou als we haar in de woonkamer leggen, in het campingbedje?’ Dat was ver genoeg verwijderd van haar zus, en dichtbij genoeg voor ons om te kunnen roepen dat ze haar muil moest houden.
Zo gezegd, zo gedaan. Het campingbedje werd opgezet en wij verkasten iedere avond na kinderbedtijd naar de keuken. ’s Nachts, in bed, als Mevrouw haar oude trucendoos weer opentrok, riepen we ‘GA SLAPEN!’ en lieten haar in haar sop gaarkoken. ‘s Ochtends vonden we een boze memo dat ze het management wilde spreken, maar er zat wel degelijk progressie in. We hadden de code gekraakt. Wie is hier de baas? Na een paar weken dachten we: die meid kan weleens op de kamer bij haar zus.
‘Zullen we het proberen?’ vroeg mijn vriendin.
‘Goed idee!’ zei ik.
De twee dochters vonden het een reuze leuk plan. En wij ook! Per slot van rekening zaten we ook al weken iedere avond opgesloten in onze eigen keuken.
Het V-woord
Lang verhaal kort: het is nu een paar maanden later en we zitten nog steeds in die keuken. En Dochter 2 ligt prinsheerlijk op een matrasje in de woonkamer. Want dat campingbedje? Daar leer je gewoon uit klimmen joh. En dat gesloten bedje met kinderslot? Pfff, dat krijg ik gewoon open, bitches!
Dus het is klaar. Ik wil een slaapkamer met een raam naar buiten. En ik wil niet meer met een zaklamp door het huis. En ik wil een deur dicht kunnen trekken en kunnen zeggen ‘GA SLAPEN’. En ik wil echt, echt, echt weer tegen m’n vriendin kunnen zeggen ‘ik ga even in de woonkamer zitten’ en er dan naartoe lopen zonder over een slapend kind te struikelen.
Dus we gaan Verhuizen. En in Amsterdam werd het een garagebox in Noord met uitzicht op de vuilcontainer van een snackbar. Dus we gaan de stad uit. Burgertruttenleven here we come.
Meer? Nog meer? Van dit? Abonneer je! En check over een paar weken wel even je spambox, want daar eindigt deze mail vaak. Zou het met de term ‘zaadvragers’ te maken hebben?