Weet je wat wij hebben gedaan? Beesten dat we zijn. Helden. We zijn op vakantie geweest met niet één, maar twee baby’s. Nou ja, een dreumes en een baby, technisch gezien. Maar mooi wel twee incapabele wezens die niet zouden overleven als wij ze niet op gezette tijden eten en drinken in hun mond zouden duwen. Schepsels die kermend zouden sterven in hun eigen uitwerpselen als niet af en toe iemand met een nat doekje langs kwam. En weet je hoe dat is? Lees maar.
Laat ik ‘vakantie’ even definiëren, voordat je denkt dat we naar Thailand zijn gegaan en daar al backpackend het oerwoud in zijn getrokken, overlevend op boomwortels en zelfgevangen konijnen (zitten die in het oerwoud?). Begrijp me niet verkeerd, ik wil heel graag dat je dat denkt. Maar eerlijkheidshalve moet ik erbij zeggen dat het om vier daagjes strand ging. In een groot appartement van een familielid, in een mooie flat, met een lift, parkeergarage en een bad. Dingen die je in Amsterdam per definitie niet hebt, zeg maar.
‘Whoow, schat! Er is een lift!’ kirde ik toen we met alle spullen + kinderen de hal van de flat inliepen. Ik had dochter 1 onder mijn arm, een rugzak op mijn rug, een koffer in mijn vrije hand, een schoudertas om mijn nek (ja, dat knelt heel vervelend) en met de hand die om mijn dochter zat omklemde ik een plastic tasje met boodschappen. Ik zag er, kortom, uit alsof ik met kind en al mijn huis uit was gezet en tien minuten had gehad om mijn spullen te pakken. Als je nu denkt ‘och, dat moet er uit gezien hebben…’, don’t worry, zo zie ik er tegenwoordig iedere ochtend uit, op weg naar de kinderopvang. Tegenover bekenden noem ik het ‘lekker druk’, tegenover mijn vriendin ‘godsammeklerekut dit is godverdomme niet te doen’.
De lift. ‘Mamaaaaa!’ gilde de dreumes naar het spiegelende metaal van de liftdeuren, waarop ze zichzelf en mij zag als een ongedefinieerde, vleeskleurige vlek. Een lift! Alsof je een AirBnB binnenloopt en er stond niets op die foto’s over een jacuzzi op het dakterras. ‘Kijk nou!’ Wij wonen drie hoog. De kinderen wegen gezamenlijk 18 kilo. Loop daar maar eens een paar keer per dag mee heen en weer. Of zoals mijn moeder bezorgd vroeg ‘hoe DOEN jullie dat in godsnaam?’ Wil je niet weten. Dus je begrijpt: een lift is mijn jacuzzi.
Mijn eega had de bolderkar en sleepte die achter zich aan als een dood paard. Ergens onder de stapel tasjes, speelgoed, luiers, reisbedjes en handdoeken lag de baby. Hoopte ik.
‘Wat FIJN!’ zei ik toen we er in stonden. Dochter 1 reikte naar de knopjes: ‘die-die-DIE!’ ‘Ja hoor, druk jij maar op de knopjes schat, het is vakantie. Nee, niet op die, dat is de alarmknop, nee schatje, NEE!’
Zestien tussenstops later (‘kan het NOG langzamer?’) kwamen we op onze verdieping aan. Ergens in de bolderkar was de baby wakker geworden.
We liepen over een brede gang met de hele karavaan.
‘Had jij de sleutel?’ vroeg mijn vriendin. Ik gaf de sleutelring met iets eraan. ‘Dat is de druppel voor de gang en de brievenbussleutel… De sleutel voor de deur zit in de brievenbus.’
Mijn vriendin keek me aan met de welbekende ‘je-had-één-taak’-blik en ik keek haar aan met de ‘ja-zei-ook-niets!’-staar.
‘Ik ga wel even op en neer’, riep ik. Dochter 1 begon ondertussen aan te wijzen waar bij haar zusje de oogjes zaten ‘kom maar mee schatje, dat vindt de baby niet zo leuk.’
In de lift. ‘DIEEEEE’
Wat was het warm in die lift zeg! Helemaal naar beneden, naar die postbusjes, dochter 1 op de arm. Pling! Waar zijn die dingen? Verkeerde kant opgelopen ‘tappe-tappe?’
‘Nee schat, even niet stappen, dan gaan we te langzaam’
‘TAPPE-TAPPE!’
‘Nee schat.’
‘WAAAAAAAAAAHTAPPE! ….Tappe-tappe?’
Tien minuten later stond ik weer in de lift naar boven mét sleutels en kind (‘DIEDIEEE!’, ‘nee, NU even niet.’) Jezus wat werd dat kind zwaar. Op haar eigen beentjes dan maar. Halverwege liep een oude dame naar binnen met een al net zo stokoude Golden Retriever. ‘Aaaaaai!’ En weer op de arm. De vrouw lachte naar mijn dochter ‘wat een lief jongetje!’
‘Het is een meisje’
‘Jij bent al een hele vent he?’
‘Het is een meisje.’
‘Zeg maar dag tegen het hondje! Lief hondje he?’
‘Mooie kat heeft u.’
Wat was die lift vreselijk warm en wat ging het ongelooflijk langzaam en wanneer stapte dat mens uit?
Even later liep ik de gang op, met de oudste voor me uit dartelend als een dronken hertje. ‘Heb je ze gevonden?’ ‘Heb ik wat gevonden?’ ‘De sleutels.’ Oh ja.
Ze rommelde met de sleutels in het slot. ‘Hij doet ’t niet.’
‘Is dit nummer 456?’
‘HOEZO?’
‘Dit is de deur van de buren.’
Inmiddels was de baby zo hard aan het gillen dat ik me afvroeg wanneer de buren de politie gingen bellen omdat er een inbraakpoging werd gedaan en tegelijk een varken werd geslacht.
‘Nou, daar zijn we dan!’ riep ik even later over de herrie van de baby heen, ‘kijk?’ zei ik tegen de grote dochter, ‘mooi he?’ Ze wobbelde door de woonkamer, direct naar de keuken en begon de oven aan te zetten. Want een oven heeft knopjes.
Twee uur later lagen de allebei de kinderen in scheldend opgezet campingbed en lagen wij op de bank.
‘Heb jij een vakantiegevoel?’ vroeg ik aan mijn vriendin. Het bleef stil. ‘Schat?’
Ik keek opzij, ze sliep.